WET WERK EN ZEKERHEID

Op 18 februari 2014 heeft de tweede kamer het wetsvoorstel “Wet Werk en Zekerheid” aangenomen. Het wetsvoorstel ligt nu bij de eerste kamer. De eerste kamer kan geen wijzigingen in het wetsontwerp aanbrengen. Zij kan slechts voor of tegen de wet stemmen. De kans is dan ook groot dat het wetsontwerp in zijn huidige vorm kracht van wet zal verkrijgen. De beoogde datum van invoering van de wet is 1 juli 2015.

Het wetsvoorstel bevat maatregelen op drie terreinen:

1. Stroomlijning van de regels voor ontslag: het voorstel laat de bestaande routes via het Uitvoeringsinstituut Werk en Inkomen (UWV) en de kantonrechter in stand, maar schrijft dwingend voor in welke gevallen welke ontslagroute moet worden gevolgd. Verder wordt de ontslagvergoeding omgevormd tot een transitievergoeding. Deze is bedoeld als compensatie voor het ontslag en om de overgang naar nieuw werk te vergemakkelijken.

2. Verbetering van de rechtspositie van flexwerkers door een aantal maatregelen die het oneigenlijk en langdurig gebruik van flexibele arbeidsrelaties moeten ontmoedigen. De maatregelen moeten er toe leiden dat werkgevers er sneller toe overgaan hun werknemers met een tijdelijk arbeidscontract in dienst te nemen.

3. Aanpassing van de werkloosheidsregelingen, onder andere verkorting van maximale duur van de werkloosheidswet (WW). Deze maatregelen moeten er toe leiden dat werkloze werknemers eerder werk aanvaarden (activerender maken van werkloosheidsuitkeringen).

De stroomlijning van de regels voor ontslag zou ertoe moeten leiden (a) dat het ontslagrecht eenvoudiger wordt, (b) dat het verschil in resultaat voor de ontslagvergoeding, dat nu vaak afhankelijk is van de gevolgde ontslagroute (kantonrechter of UWV), verdwijnt en (c) dat de hoogte van de ontslagvergoedingen wordt beperkt.

Ontslagroute wordt afhankelijk van ontslaggrond

Afhankelijk van de ontslaggrond moet volgens het wetsontwerp bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst tegen de zin van de werknemer de gang naar de kantonrechter of de gang naar het UWV worden gemaakt. Als het gaat om een ontslag om bedrijfseconomische redenen of om ontslag na twee jaar arbeidsongeschiktheid moet de werkgever zich tot het UWV wenden. Gaat het om ontslagredenen die in de persoon van de werknemer zijn gelegen (bijvoorbeeld disfunctioneren of een arbeidsconflict) dan moet de kantonrechter over het voorgenomen ontslag beslissen. Als het UWV toestemming voor het ontslag heeft gegeven kan de werknemer zich alsnog tot de kantonrechter wenden. Van beslissingen van de kantonrechter, genomen naar aanleiding van een ontbindingsverzoek op grond van bijvoorbeeld disfunctioneren of een arbeidsconflict én van een beslissing van de kantonrechter na dat er toestemming voor het ontslag door het UWV is gegeven, is altijd hoger beroep bij het hof en cassatie bij de Hoge Raad mogelijk.

Het is zeer de vraag of deze systematiek eenvoudiger is dan de huidige. Zeker als er meerdere ontslaggronden, denk aan ontslag om bedrijfseconomische redenen terwijl er óók sprake is van een arbeidsconflict, tegelijkertijd aan de orde zijn.

Op de transitievergoeding, de positie van flexwerkers en de Werkloosheidswet kom ik in latere blogs terug.

Auteur

Rob Caubo

Advocaat & Mediator