UPDATE ALIMENTATIE

Op 9 oktober 2015 is door de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan omtrent de berekening van de verdeling van de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (kinderalimentatie). De Hoge Raad moest antwoord geven op de vraag of het kindgebonden budget moest worden afgetrokken van de kosten van de kinderen (waarmee de aan te vullen bijdrage van de alimentatieplichtige ouder lager zou worden) of dat het kindgebonden budget opgeteld zou moeten worden bij het inkomen van de ouder die het budget ook ontvangt (waarmee de verdeling van de kosten van de kinderen – naar evenredigheid – zou worden beïnvloed). De Hoge Raad besliste dit laatste. Wat betekent deze beslissing voor de praktijk?

Wijziging van de hoogte van de alimentatie De beslissing leidt niet tot een automatische wijziging van de alimentatie. U zult desgewenst zelf om een wijziging moeten vragen. Als de hoogte van de alimentatie is vastgesteld in de periode tussen januari 2015 en oktober 2015, dan kan het zinvol zijn om een herberekening te laten uitvoeren.

Even een simpel rekenvoorbeeld: indien de alimentatiegerechtigde een inkomen van ca. € 1.500 netto per maand en de alimentatieplichtige een inkomen van ca. € 2.000 netto per maand heeft, en zij samen twee minderjarige kinderen hebben, dan zal de alimentatieverplichting voor twee kinderen zijn vastgesteld op ongeveer € 195 per maand. Indien het kindgebonden budget echter bij het inkomen van de alimentatiegerechtigde wordt opgeteld, dan zou een alimentatieverplichting worden vastgesteld van € 300 per maand voor twee kinderen.

Of een nieuwe manier van rekenen gevolgen heeft voor uw situatie, hangt af van de feiten en omstandigheden in uw concrete geval. Een algemene indicatie van de gevolgen is niet te geven. Uiteraard kunt u zich wenden tot één van onze familierechtadvocaten voor een gedegen advies, toegespitst op uw specifieke situatie.

Gevolgen voor de berekening van de partneralimentatie? De beslissing van de Hoge Raad kan ook de hoogte van de partneralimentatie beïnvloeden. Immers, door het kindgebonden budget op te tellen bij het inkomen van de alimentatiegerechtigde, neemt de draagkracht van de alimentatiegerechtigde toe en de behoefte aan partneralimentatie af. Tegelijkertijd is het ontvangen van partneralimentatie van invloed op de hoogte van het verzamelinkomen, en daarmee op de hoogte van het te ontvangen kindgebonden budget. Hoe dient met deze situatie te worden omgegaan? Het Gerechtshof Den Haag besliste bij arrest van 27 januari 2016 als volgt:

“Door de inkomensondersteuning wordt dus in beginsel de behoefte van de vrouw lager, dit is een mogelijk indirect effect van de beschikking van de Hoge Raad. Het ontvangen van partneralimentatie is van invloed op de omvang van het verzamelinkomen en dus op de hoogte van het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop. Een verlaging van het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop heeft weer een effect op de aanvullende behoefte aan partneralimentatie. Er ontstaat als het ware een cirkel berekening die niet te doorbreken is. Uit de beschikking van de Hoge Raad van 27 januari 1995 NJ 1995/295 volgt dat gezien de aanvullende aard van de huursubsidie deze subsidie bij de berekening van haar netto behoefte hiermee geen rekening moet worden gehouden. Nu het kind gebonden budget en de alleenstaande ouderkop eveneens een aanvullend karakter hebben houdt het hof bij de berekening van de behoefte van de vrouw geen rekening met deze inkomensafhankelijke inkomensondersteuning.”

Kortom, met het oog op het aanvullende karakter van de inkomensafhankelijke inkomensondersteuning in de vorm van het kindgebonden budget, dient bij de berekening van de partneralimentatie het kindgebonden budget niet meegeteld te worden als eigen inkomen bij het bepalen van de behoefte van de alimentatiegerechtigde.